De grote vakantie-met-Joppe-update, deel 2 - Reisverslag uit Narita, Japan van Mels Kroon - WaarBenJij.nu De grote vakantie-met-Joppe-update, deel 2 - Reisverslag uit Narita, Japan van Mels Kroon - WaarBenJij.nu

De grote vakantie-met-Joppe-update, deel 2

Door: Mels

Blijf op de hoogte en volg Mels

05 September 2011 | Japan, Narita

Intro

Gauw door met het meest belangrijke deel van onze vakantie; anderhalve week Japan ontdekken!


De stationsbalie

Met mijn knie stevig ingepakt (na een derde en laatste bezoek aan het ziekenhuis met dit doel) stapten Joppe en ik in de trein richting Shinjuku, het grote oostelijke station van Tokio, van waar we de trein naar Matsumoto zouden nemen. Vanuit Matsumoto zou een bus ons vervolgens naar Takayama brengen. Eindelijk op weg. Op naar Takayama!

Maar eerst nog even het leuke verhaal hoe we aan de treinkaartjes voor deze hele reis kwamen.
Een tijdje voordat Joppe naar Japan kwam had ik al de kaartjes gekocht voor de trein naar Matsumoto. Vanaf Takayama zou Joppe echter een Japan Rail pass gebruiken, waarmee ze voor een vast bedrag een week onbeperkt gebruik kon maken van elke trein. Twee nadelen: ten eerste moest, om de kaartjes voor haar pas te reserveren, de echte pas getoond worden. Ten tweede konden we niet in de Nozomi, de allernieuwste Shinkansen (bullet train). Beide obstakels leken geen probleem, maar kwamen prachtig samen in een briljant staaltje Japanse bureaucratie.

Bij het reserveren van de kaartjes aan het loket, een dag nadat Joppe aan was gekomen, mochten we eerst 15 minuten wachten op twee mensen voor ons. Niet omdat ze zulke ingewikkelde kaartjes nodig hadden, nee, om ergens lang over te doen heb je in Japan geen ingewikkelde vraag nodig. Gewoon een ingewikkeld systeem om die vraag te beantwoorden. En dan helpt het ook nog eens ontzettend als je een jonge, onervaren eki-in (stationsbeambte) voor je hebt. Enfin, wij waren aan de beurt, dus met de JR pass in de aanslag lieten we onze eisen los op de het broekie achter de balie. Wat we wel niet wilden? Een kaartje van Takayama naar Uno en een van Uno naar Narita, een paar dagen later. En die allebei voor 2 personen, waarvan 1 met JR pass. Oeh! De uitdaging accepterend ging onze beambte noest aan de slag. Bij het kopen van de eerste treinkaartjes bij een andere balie had de toenmalige beambte slechts een gigantisch treinboek tot haar beschikking, maar nu begon onze beambte als een razende het touchscreen van zijn computer te betasten. Wauw, techniek! Maar ook hier bleek het Japanse principe van techniek ter ondersteuning van het traditionele systeem weer eens de boventoon te voeren. Want zo ingewikkeld als de papieren versie van het treinkaart-formulier vroeger moest zijn geweest, zo moeilijk was dit systeem klaarblijkelijk ook. Vele verschillende pagina's boden de beambte een scala aan opties, waarbij vrijwel overal ook daadwerkelijk een keuze gemaakt diende te worden.

Toen hij na zo'n 30 minuten onze kaartjes eindelijk gereserveerd, bevestigd en geprint had merkte ik op dat de shinkansen die hij voor ons gereserveerd had de Nozomi was, precies de trein die Joppe met haar JR pass niet in mocht. “Oh....hmmmmm....” zei hij, “dat moet ik even controleren” en kwam een paar minuten later weer terug. Helaas voor de rij wachtenden achter ons werd hun oefening geduldig wachten, iets wat ze stilletjes en vakkundig aan het uitvoeren waren, met nog ruim 10 minuten verlengd. Want alle shinkansen kaartjes moesten veranderd, opnieuw gereserveerd, bevestigd en uitgeprint worden. Pas na deze voltooiing van ronde twee was onze beambte, bezweet, uitgeput maar een beetje wijzer, zegevierend uit de strijd met de kaartjes gekomen. Wij konden weer terug naar de ryokan en voor de rij mensen achter ons was hun lijdensweg nu, hopelijk, voorbij.


Takayama: bergstadje van rust

De treinrit naar Matsumoto was er een van tot dan toe ongekende luxe en comfort, tenminste naar Japanse maatstaven. De sneltrein bracht ons snel en ontspannen naar de uitgestrekte bergstad. Voordat we onze definitieve keuze over de reis hadden gemaakt hadden we de optie overwogen om een of meerdere nachten in Matsumoto door te brengen, maar wat waren we blij dat we dat niet hadden gedaan. Rond het station leek de stad lelijk, erg groot (met hooguit in de verte een zichtbare berg) en niet het soort oord waar we onze welverdiende rust zouden vinden. Het was al een crime om de bus-terminal te vinden vanwaar de bus richting Takayama vertrok. De kaartjesbalie bleek ondergronds te zitten, naast een soort shopping centrum. Maar om bij de bus te komen moesten we een van de vele gekleurde lijnen volgen richting het juiste busplatform. Die was enkel te bereiken per trap, waar mijn knie (zeker met de zware tas waar allebei onze spullen in zaten) heel veel plezier in had.
De trap bestegen wachtten we tot de bus stipt op tijd aankwam om ons naar Takayama te brengen. Via de lelijke buitenwijken van Matsumoto nam de bus ons de bergen in, waar we op prachtige uitzichten getrakteerd werden. Halverwege zag Joppe zelfs twee aapjes langs de kant van de weg zitten (waarschijnlijk Japanse Makaken). Onderweg maakte de bus enkele stops, de langste (3 minuten) bij een groot onsen (spa / hot spring) die in die regio veel voorkomen. Na zo'n 2,5 uur kwamen we met het donker in Takayama aan. We waren een flinke bergketen overgestoken en een aardig stuk afgedaald, maar gelukkig bleken de bergen vanuit Takayama goed zichtbaar te zijn, in tegenstelling tot Matsumoto.

Vanaf de bus liepen we naar de ryokan, die bij een tempel hoorde, de Boeddhistische Zenkoji tempel. In tegenstelling tot veel andere tempel-ryokans was hier geen avondklok of verplicht gebed, spraken de beheerders vrij goed Engels en kostte een eigen kamer maar 3000¥ p.p.p.n., wat nog geen 30 euro is! We kregen een rondleiding van een vrouwelijke monnik, die zowel in het Japans als in het Engels de rondleiding deed alsof ze een tape in haar hoofd afspeelde. Maar het mocht de pret niet drukken, want zowel van buiten als van binnen zag het er prachtig uit, van alle gemakken voorzien (zoals een flinke keuken), was er een prachtig klassieke tuin, maar was vooral onze kamer echt prachtig en groot! Bovendien zat de kamer recht naast de tuin. Onze keuze om 5 nachten in Takayama te blijven bleek een erg goede.

Na het installeren hadden we zin om ergens te gaan eten. Het was pas 20:30u, maar de stad leek uitgestorven. We hadden wel wat mensen in yukata (zomerkimono) zien lopen, de meeste dezelfde kant op, dus dachten we dat er waarschijnlijk een festival aan de gang was. Dat klopte en daarom waren bijna alle eetgelegenheden gesloten. Wel zagen we in de verte prachtig vuurwerk, maar van zuster Joppe mocht ik met mijn knie niet helemaal daarheen lopen, dus morrend gehoorzaamde ik mijn begeleidster. In een verlaten straatje kwamen we een sushi-tentje tegen dat open bleek te zijn, wat mooi uitkwam. Binnen troffen we vier salariman (kantoor-werknemers) aan die onder het genot van sushi, een sigaretje en een drankje gezellig zaten te kletsen. De sushi-chef begroette ons vrij informeel, namelijk door drie keer “Oke!” te roepen, om vervolgens m.b.v. een op een papiertje opgeschreven zin zijn Engelse uitspraak op ons te testen. Ik gaf hem maar wat graag advies, want het is altijd leuk om met zulke extroverte Japanners te praten. Het Japans waarin ik onze sushi bestelde zorgde voor een beetje commotie in de zaak, want nu waren we niet slechts een Japan-vreemd toeristisch stelletje, maar kon er echt met ons gepraat worden. Dus ging de sushi-chef, terwijl hij grotendeels heerlijke sushi op de toonbank voor ons neerzette, door met zijn les Engels. Toen hij aan het eind van de maaltijd vroeg of ik enkele woorden op wilde schrijven en ik voorstelde het in katakana (het schrift voor buitenlandse woorden) te doen, zorgde dat voor een lachsalvo onder de salariman. De chef tevreden achterlatend vertrokken we weer richting ryokan.

Die nacht sliepen we heerlijk rustig, zeker aangezien de hele tempel een intense rust ademde. Ook was de afwezigheid van aardbevingen, die sinds Joppe's aankomst op onverklaarbare wijze in frequentie toegenomen waren tot zeker 1 per dag, een welkom afwisseling.


Takayama: verplicht ontspannen

De volgende dag werden we heerlijk uitgerust wakker en hadden meteen een prachtig uitzicht op de in de zon badende tuin. De tuin bestond voornamelijk uit een riviertje waar Koi en andere kleinere visjes leefden, omgeven door een paar bomen en veel struiken. In en vooral rond de tuin heb ik de eerste paar dagen doorgebracht. Aangezien ik mijn knie zoveel mogelijk rust moest geven, afgewisseld met een beetje beweging, was het handig dat ik in het halletje tussen onze kamer en de tuin naast het raam kon zitten, afwisselend met mijn huiswerk voor de vakantie of met de laptop op schoot een vechtfilm kijken die ik van Joppe gekregen had. Door de tuin en de tempel had ik gelukkig niet het gevoel dat er een wereld aan schoonheid aan mij voorbij ging terwijl ik maar met mijn been op een stel kussens zat te wachten tot hij weer zijn normale kleur terug zou krijgen en mijn voet er niet meer uit zou zien alsof hij gekleid was door een kleuter met een stuitend gevoel voor symmetrie.

De eerste dag deden we samen boodschappen, om gebruik te kunnen maken van de keuken en niet elke dag uit eten te hoeven gaan. In het ontzettend dichtbij gelegen supermarktje kochten we een goede voorraad eten, waarna we de rest van de dag grotendeels binnen doorbrachten.
Een of twee dagen later ging het al ietsjes beter met mijn knie (die we dus elke dag samen netjes verzorgden) en kon ik heel rustig naar het centrum lopen. Gelukkig was dat niet ver, ook weer zo handig van de ryokan, de gemakkelijke locatie t.o.v. de bezienswaardigheden. Een rivier doorkruist de stad, waarachter drie straten liggen die qua exterieur bijna geheel vanaf de Edo periode bewaard schijnen te zijn gebleven. Of het interieur hetzelfde is weet ik niet zeker, maar ik werd sterk aan het twijfelen gebracht toen ik de als katana vermomde paraplu's zag liggen naast een rek Hello Kitty mokken...
Omdat het water van de rivier er zo aanlokkelijk uitzag, waar bovendien een stuk of wat kinderen zich in aan het vermaken waren, leek het mij leuk om even pootje te baden. Na een trap afgedaald te hebben liep ik over echte 'stepping stones' in het water, richting de andere trap waarvoor een stuk of vier jongetjes stenen aan het gooien waren. Ik besloot ze in het Japans uit te gaan leggen hoe je stenen kan keilen, wat de jongetjes, ondanks gematigd succes i.v.m. de povere kwaliteit van de aanwezige stenen, erg interessant vonden. De moeders vonden het ook wel leuk dat ik hun zoontjes lekker bezig hield, dus hadden we allemaal een leuke middag.

Kort daarna was mijn knie genoeg in formaat afgenomen dat lopen merkbaar makkelijker werd. Daarom gingen we de laatste twee dagen die we daar hadden goed gebruiken. Eerst wilden we een heuvel die naast het centrum lag, waar ruïnes van een kasteel zouden liggen, gaan beklimmen. Aan de voet van het park-gedeelte van de heuvel werden we aangesproken door een vriendelijke Japanner die ons zijn kaart gaf en vroeg waar we vandaan kwamen. Op vakantie in Europese landen zou je verwachten dat zo iemand iets in zijn schild zou voeren, maar in Japan blijkt zoiets dus helemaal niet waar te zijn. Het was gewoon een aardige, geïnteresseerde man. Met een licht toegenomen vertrouwen in de mensheid begonnen we de bestijging. Bij een van de oude poorten van het kasteel gingen we van het grote pad af om een van de kleine dwaalsporen op de heuvel te gaan volgen (een keuze die hier minder heftige gevolgen zou hebben dan in de Plitvice meren in Kroatië vorig jaar, toen een dergelijk pad onze wandeling met vier uur verlengde). Wanneer ik poort zeg bedoel ik eigenlijk een paar stenen op elkaar met een bordje met poort erop, want qua ruïnes viel de heuvel vies tegen. Qua natuur niet, maar eigenlijk was die een beetje overweldigend, vooral wat betreft de hoeveelheid muggen. Dit keer waren het erg grote maar ook erg domme, waardoor we ze makkelijk dood konden slaan. Toch zorgde de muggen voor genoeg bulten en irritatie om maar z.s.m. door te lopen. Bovenop de heuvel kwamen we een bord tegen met een illustratie van het kasteel. Het moest vroeger de hele heuvel beslagen hebben, een imposant gezicht, jammer dat er zo weinig van over was. Zo snel mijn been het toe liet daalden we weer af richting het centrum. Onderaan de heuvel bleek de chaotische route die we hadden genomen ons maar een klein stukje van de heuvel had laten zien, maar we vonden het wel welletjes en waren blij überhaupt wat sightseeing gedaan te hebben.

Na deze wandeling aten we een welverdiende Japanse pannenkoek, okonomiyaki, bij een eettentje niet ver van de ryokan, met als toetje een heerlijk schaafijsje met siroop.

De laatste dag was ik zo tevreden met de vooruitgang die mijn knie boekte dat ik besloot, uiteraard niet zonder goedkeuring van zuster Joppe, om samen met haar naar het openluchtmuseum te lopen. Dat lag op een klein uurtje lopen, wat in de hete zon een wat natte bedoening was. Maar om weer lekker een end door de zon te kunnen lopen was een stuk prettiger dan enig ongemak dat het veroorzaakte. Het museum zelf was heel goedkoop en erg uitgebreid, dus konden we er makkelijk een paar uur rondhangen. Op het terrein van het museum waren een hele hoop verschillende gebouwen bijeengebracht uit de omgeving van Takayama, Gifu. Dit waren voornamelijk boerderijen met voor de regio kenmerkende steile zadeldaken. Die waren o.a. zo steil om op de hogere verdiepingen de productie van zijde te kunnen huisvesten. In het museum was daar nu juist een tentoonstelling over gaande, wat erg boeiend was. Het hele proces, inclusief levende rupsen, was goed te zien, zeker de manier waarop ze vroeger gehouden werden.
Naast boerderijen waren er ook watermolens, tempels en andersoortige woningen. In sommige gebouwen zaten ambachtslieden, waaronder een lepelsnijder en een zori (slippers van stro)-maker. En uiteraard zat het centrale meertje tjokvol Koi, gulzig happend naar de voor toeristen te koop klaargelegde deeg-stokken.
Na een paar uur in het museum doorgebracht te hebben gingen we met de bus weer terug naar het station. Thuis genoten we van een laatste avond in de rust van de ryokan en keken, als ik het me goed herinner, When Harry met Sally. Top-avond.

Leuk onderdeel van de ryokan was trouwens dat er leuke buitenlanders overnachtten, waaronder heel wat Nederlanders. De eerste dag ontmoetten we een meisje, Pauline uit Amsterdam, dat na een studiebezoek aan Osaka nog meer van Japan was gaan bekijken. Later kwamen daar nog een heel sportief lesbisch stelletje bij en de rustige, typische sportjongen uit de achterhoek Sander, die Tae Kwon Do beoefent en met wie ik leuk over martial arts kon praten. Hem kwamen we in het museum ook nog tegen. Verder waren er ook een stel Portugese jongens met wie ik leuk kon kletsen en een vriendelijk doch beetje apart Fins meisje dat ook sinds april Japans oefende, in Nagoya, maar nu weer terug moest.

Een van de laatste avonden in Takayama wilde ik per se ergens een drankje gaan drinken. Nou blinken Japanese café's niet uit in terrasjes of transparantie (lees ramen), dus het was een heel gedoe er een te vinden. Uiteindelijk werden we in een hele chique bedoening gelokt waar we een cola en een Baileys bestelden. We kregen er een versnapering bij die er wat luxe uitzag. Maar goed, we krijgen hem dachten we, dus het zou wel heel onbetamelijk zijn als ze ons een beschamend hoog bedrag zouden vragen voor iets dat we niet besteld hadden. Guess what happened... Twee drankjes en twee bordjes hapjes: 3000 yen. Toegegeven, de hapjes waren erg lekker, maar laat ik zeggen dat we blij waren niet een tweede drankje besteld te hebben.

De Zenkoji tempel zelf is onderdeel van een sekte of orde waarvan de hoofdtempel in Nagoya staat. De sekte kenmerkt zich doordat in elke tempel een ronde gang onder het altaar loopt, waar in het midden van de gang een slot zit met daarachter een beeldje van Boeddha. Het beeld in Nagoya schijnt het oudste Boeddhabeeld in Japan te zijn, maar onderdeel van het geloof van de sekte is dat het beeld niet bekeken mag worden. Maar goed, het idee is dat men, na het geven van een gift aan de tempel (heeeel Boeddhistisch) een rondje door de gang loopt. Het is daar pikdonker, zodat je tijdens de rondgang in absolute duisternis je zonden kan overdenken. Oh en vergeet niet het slot even aan te raken en daarbij “to rejoyce a moment in having found the lock”. Goed, daarna loop je weer door tot je helemaal rondgelopen hebt en weer het licht instapt, bij wijze van 'hergeboorte'. Volgens het infobord zou ik de wereld misschien wel een beetje lichter ervaren als ik weer bovenkwam. Ach, het was leuk om mee te maken, een rondje in het donker, maar ik kon me maar moeilijk open stellen voor alle spirituele indrukken die ik op zou kunnen doen tijdens deze religieuze ervaring.

Met onze spullen weer in de koffer liepen we door de ochtendhitte (die al vroeg begint in Japan, o.a. door de afwezigheid van zomertijd) naar het station, vanwaar we de trein zouden nemen richting Nagoya, die ons via Okayama naar Uno zou brengen.


Uno: Een onverwachte introductie

De reis begon meteen goed, aangezien in de eerste trein de muur tussen de coupé en de machinist van glas was en ik zodoende met hem mee kon kijken over het spoor. Zij die bekend zijn met Rail Away weten wat een mooi gezicht dat is. Door de bergen baande de trein zich langzaam een weg richting het uitgestrekte dal waar Nagoya in ligt. Nagoya is omgeven door een enorme agglomeratie, bijna net zo groot als die van Tokio, en ziet er even onappetijtelijk uit om in te wonen. Op het hoofdstation stapten we over om voor het eerst in de shinkansen te stappen. De trein doet de naam 'bullet train' (bedacht i.v.m. de vorm van de neus van de 1e versie, maar nu geassocieerd met de snelheid) eer aan, met een neus waar de Thalys qua gestroomlijnd design nog een puntje aan kan zuigen. Van binnen was hij ruim en comfortabel, dus de paar uur die we binnen doorbrachten flitsten letterlijk en figuurlijk voorbij.

Met een klein boemeltje legden we de laatste paar kilometers af tussen Okayama en Uno. Op het station van Uno werden we opgewacht door Max, de eigenaar van de ryokan Uno Slope House, waar we 4 nachten zouden verblijven. Aangezien hij de helft van het jaar in Brooklyn woont met vrouw en dochter spreekt hij vrijwel perfect Engels, een unicum in Japan. Aan zijn uitspraak bleef echter redelijk goed te horen dat hij uit Japan kwam, iets wat 20 jaar Amerika er kennelijk toch niet uit heeft weten te werken. Voor zijn vrouw Reiko gold hetzelfde, maar hun dochter was qua uitspraak wel een Amerikaanse in hart en nieren.

Wat erg leuk was aan Max en Reiko was het feit dat ze filmmakers zijn! Nooit gedacht om op deze manier mijn eerste stappen te zetten in het contact leggen met de Japanse filmindustrie, maar zo zie je maar weer. Niet dat ze gigantische spelers zijn in de markt, maar ze hadden een lange documentaire gemaakt over een vrouwelijke Boeddhistische monnik, die ook nog eens goed was gerecenseerd door Alan Berliner (de filmmakers/kenners onder jullie weten dat dat niet niks is). Bovendien zaten ze net midden in de organisatie van het Uno Port Art Film Festival, wat jammergenoeg voor ons precies plaatshad in de twee weekends rond onze midweek Uno. Maar daardoor hadden Max en Reiko het wel net iets minder druk dan als we in het weekend daar waren geweest, dus hadden ze wat tijd om met ons te kletsen.

Door de aardbeving van 11 maart en de nasleep ervan was het aantal gasten van de ryokan sterk afgenomen, waardoor wij de hele tijd daar de enige gasten waren. De ryokan zelf was ook meer gewoon het huis van Max en Reiko, met beneden twee Japanse kamers, een Westers ingerichte gezamenlijke ruimte met lekkere banken, een badkamer met douche en bad en de keuken. Dit was ook de keuken van Max, waardoor wij een beetje het gevoel hadden alsof we meer bij hen logeerden dan dat het een hotelletje was.

Nadat we onze tassen in de kamer geplempt hadden gingen we 's avonds bij de lokale kaiten-zushi (loopband-sushibar) eten, wat een feestmaal werd van enorme proporties. Het leuke van met Joppe op vakantie zijn in Japan is dat we allebei zo ontzettend kunnen genieten van zoveel sushi! Tonnetje rond rolde we terug naar de ryokan.

Wat we die avond al gezien hadden was dat Uno een vrij lelijk, klein stadje was. Max beaamde dit en zei dat er in Uno zelf weinig te beleven viel, maar het simpelweg de voornaamste haven is om de nabijgelegen eilanden te bezoeken. Op een aantal van de eilanden was ook allemaal kunst te zien i.v.m. een doorlopend kunstproject dat al even gaande was, dus zou er genoeg voor ons te zien zijn in de omgeving. We maakten onze plannen voor de volgende dag, die zou beginnen met een Amerikaans pannenkoeken-ontbijt bereid door Max.


Uno: Eiland 1, Naoshima

Na een stapel smakelijke real American pancakes vertrokken we met de veerboot richting het meest nabije eiland, Naoshima. Een bootreis van 20 minuten bracht ons in de haven van het heuvelachtige eiland, vanwaar we met de van de ryokan geleende fietsen richting het Chichu art museum reden, wat aardig wat heuvels beklimmen betekende. Gelukkig was het uitzicht prachtig en was er een verkoelend windje voor bij de zomerhitte. Chichu betekent 'in grond', wat een heel toepasselijke naam was voor het museum, aangezien hij vrijwel uitsluitend ondergronds in een heuvel is gebouwd, en wel door de befaamde architect Tadao Ando. Binnen mochten helaas geen foto's gemaakt worden, maar ik kan met één woord een vrij goede beschrijving schetsen: beton.
Ando is gek op beton en dat laat hij merken. In geometrische vormen opgetrokken ruimtes staart het kale beton je aan alsof je door een wiskundige bouwput loopt. Maar goed, het is de bedoeling en men schijnt het prachtig te vinden, al konden Joppe en ik er maar weinig waardering voor opbrengen (stelletje cultuurbarbaren dat we zijn). Pas nadat we er even rondgelopen hadden drong het tot me door waarom ik het allemaal zo herkenbaar vond. Het leek namelijk sprekend op legio game-omgevingen die ik in Star Wars Jedi Knight, Battlefield en andere spellen met grote regelmaat was tegengekomen. Opeens vond ik Ando's stijl helemaal niet zo uniek meer. Als het een beetje een gamer is heeft hij talloze voorbeelden kunnen bekijken, aangezien het museum pas in 2004 gebouwd is.

De kunst binnen was vrij spaarzaam, maar eigenlijk was dat ook wel eens leuk om mee te maken aangezien ik zo de kans kreeg om de aanwezige kunst beter in me op te nemen dan in, zeg, de Uffizi. Er waren vijf schilderijen van Monet, allemaal waterlelies, waaronder een heel groot doek. De doeken waren in een puur witte ruimte opgehangen met veel lege wand eromheen, waardoor ze goed tot hun recht kwamen. Ook werd het aantal bezoekers binnen beperkt, wat een positief kijk-effect had. Bovendien werden alle werken alleen met, indirect, natuurlijk licht belicht, wat prettig voor de ogen en atmosfeer was. Dit onderdeel van het museum vond ik daarom het leukst.
Vervolgens waren er drie ruimtes van James Turrell, maar aangezien één dienst deed als toegang en de ander als wachtruimte voor de 3e, kreeg die laatste alle aandacht. Het was dan ook de mooiste en meest bijzondere, dus was de aandacht niet geheel zonder reden. Via een trap kwamen we in een ruimte die bijna egaal verlicht werd door neon-blauw/violet licht vanuit een onzichtbare bron. Het einde van de kamer was door het egale licht niet te zien, dus was er een medewerker neergezet om de mensen niet helemaal tot het einde te laten lopen. Door de afwezigheid van diepte was de hele ervaring binnen een leuk spel met de zintuigen.
De derde kunstenaar van wie kunst te zien was was Walter De Maria, die een ruimte ontworpen had die oost-west staat en ook alleen met daglicht belicht wordt, zodat hij er op elk moment van de dag anders uitziet. De rechthoekige ruimte had een trap naar boven, een perfect glad gepolijste granieten bal van 2,2 meter doorsnee in het midden en overal in de ruimte verspreidde sokkels met goud geverfde houten geometrische vormen van een meter hoog. Een ingewikkelde beschrijving, maar goed, zo heeft De Maria het nou eenmaal bedacht. Hoe langer ik binnen was, hoe meer ik allemaal vreemde intellectuele en artistieke ideeën erop kon botvieren, zoals de gelijkenis met een kathedraal, de bal die de wereld zou kunnen voorstellen en meer van dat soort hersenspinsels. Leuke ervaring.

Buiten het museum was een tuin aangelegd met bloemen, planten en bomen en vooral waterlelies zoals die in Monets tuin zouden hebben gegroeid. Een kleurrijk geheel en Joppes favoriete onderdeel van het museum. Joppe had, nog voordat we het lazen in het museumboekje, het idee dat deze tuin geïnspireerd was op de tuinen van Monet. Slimme meid.

Na het museum zijn we nog een dorpje gaan bekijken aan de andere kant van het eiland, waar ook allemaal kunst scheen te zijn. Echter moest op de meeste plekken toegang betaald worden, waar we niet heel veel zin in hadden, dus bleef het bij rondlopen en alleen de openbare kunst bekijken. Daarna vertrokken we naar een klein strandje waar we nog lekker even konden zitten (en uiteraard stenen keilen, want ik mocht nog steeds niet zwemmen). We zagen een end verderop een enorme kolom rook omhoog stijgen, dus rees het vermoeden dat er ergens een eiland in brand stond. Toen we weer richting boot gingen konden we de brand echt zien, alsmede af en aan vliegende blus-helikopters. Nou had ik nog nooit in het echt zo'n helikopter aan de slag gezien, dus wilde ik het graag van dichtbij bekijken. De helikopters gebruikten alleen zoet water om de brand te blussen, geen zout water, wat ik niet goed snapte aangezien er om het eiland heen genoeg zout water was. Later las ik dat aangezien de waterbak vlak onder de helikopter hangt bij het opscheppen van zeewater er zout in de motor terecht kan komen, wat een hoop schade aan kan richten. Het water werd in een nabijgelegen meertje opgeschept, dus terwijl Joppe op de veerboot ging wachten fietste ik snel richting het meer om foto's te nemen. Dit lukte gelukkig drie keer heel goed, waarna ik weer als een gek terug fietste om de boot terug te nemen (die ik ruim op tijd haalde trouwens, maar waar Joppe anders over dacht). Op de boot terug zagen we goed welk eiland in brand stond en dat het er hevig aan toe ging.

Terug in Uno wist ik na het boodschappen doen mijn fietssleutel vakkundig kwijt te raken, zodat we een leuke wandeltocht terug naar de ryokan hadden. Waar ik natuurlijk na het uitpakken van de boodschappen erachter kwam dat hij TOCH in dat ene plekje van mijn broek zat waarvan ik overtuigd was dat hij er echt nooit zou kunnen zitten. The Irony!


Uno: Eiland 2, Teshima

Dag twee gingen we voor een iets gezonder, zelf bereid ontbijt. We namen ook wat eerder de boot richting Teshima, aangezien dat wat verder ligt dan Naoshima. Op de boot kwamen we recht langs het brandende eiland Ishima, waar nog steeds volop geblust werd. Het eiland scheen dunbevolkt te zijn, zonder grote haven en zonder brandweer. Het deel dat in brand stond leek het onbewoonde deel te zijn, maar echt goed konden we het niet zien; een dikke rookwolk boven het water onttrok een groot deel van het eiland aan het zicht.

Teshima is wat groter dan Naoshima, maar bij gebrek aan bekende musea zoals op Naoshima is het minder toeristisch. De straten leken overdag zelfs uitgestorven, met hooguit een voorbijrijdende auto, maar dat was het dan ook. We gingen eerst een café binnen dat door een Duitse kunstenaar ontworpen was. Kennelijk had onze vriendelijke Duitser een Zebra-thema voor ogen gehad, want het helemaal gebouw was vrolijk bestreept. Ondanks dat het ontwerp wat deed duizelen was het er prettig vertoeven. Zeker met de modernste wc die ik tot nog toe gezien heb, met sensor-aangestuurde bril die vanzelf opent en sluit en een verchroomd bedieningspaneel voor de billendouche.

Na de versnapering liepen we richting het enige museum op het eiland, maar toen ik op ons onduidelijke kaartje zag dat het bijna 5 kilometer lopen was voor we er zouden zijn, langs de weg in de hitte, leek me dat toch een minder goed plan. Bovendien hadden we gister wel genoeg kunst gezien, het was tijd voor strand. Joppe had haar bikini al aan, dus zij was er helemaal klaar voor. De juiste weg vinden was af en toe nog wat moeilijk, maar bij een vork in de weg stuurde Joppes intuïtie (“beach-sense... tingling”) ons gelukkig de juiste kant op. Even later namen we een pad omlaag waarvan we dachten dat hij ons naar het strand zou brengen, maar helaas liep de weg dood bij een boerderij. Na een gister gekochte sushi-lunch liepen we weer terug omhoog, kwamen via de juiste weg bij het strand terecht en trokken de conclusie dat als we vanaf de boerderij een klein strookje gras waren overgestoken we ons een dik half uur lopen hadden bespaard. Maar goed, we waren op het strand, dus we waren al blij zat. Aan het strand lag een oud resort, maar de ooit witte vakantiehuisjes stonden er nu verlaten en verlept bij. Alleen het café was nog open, het enige gebouw dat er goed onderhouden uitzag.

Een stukje van het water was door een net omzoomd, waarschijnlijk om kwallen e.d. (die we vanaf de boot veel zagen) tegen te houden. Ondanks het net vonden we wel twee dode inktvissen op het strand. Maar gelukkig durfde Joppe nog steeds te zwemmen, wat ze kort maar enthousiast deed. Daarna hebben we lekker liggen lezen, luieren en soezen in de schaduw van wat vroeger een strandbarretje geweest moest zijn, maar nu meer op een grote houten parasol leek. Wat hij niet onverdienstelijk deed, getuige bovengenoemde schaduw. Boekje, hapje, drankje: vakantie. Ik las Donald Richie's boek The Inland Sea, een verslag van zijn reis door o.a. exact hetzelfde gebied waar wij nu waren, maar dan in 1970. Het was leuk om zowel de overeenkomsten als verschillen op te merken. Grootste overeenkomsten waren de stilte op straat en de vriendelijkheid en openheid van de eilanders. Meer dan de gemiddelde Japanner in Narita of Tokio zijn ze op de eilanden buitenlanders nog niet erg gewend en vinden ze het vooral geweldig als je een woordje Japans spreekt. Met de eigenaars van het café heb ik dan ook een leuk tijdje staan praten.

Eenmaal terug bij de haven moesten we even wachten, wat we in het gezelschap deden van een Japans echtpaar dat ons aansprak om vriendelijk te vragen wat we zoal op hun eiland gedaan hadden. Ik vertelde over onze reis, zij vertelden over hun leven op het eiland. Beiden waren in de 60, hij was vroeger in Osaka leraar Engels geweest en kon daarom nog een woordje Engels, zij was boerin en heel blij dat ik wat Japans sprak. Beiden waren trouwens vegetarisch en erg aardig (niet dat het een gevolg was van het ander hoor). Toen we op het bovendek van de boot stonden en wegvoeren werden we zelfs uitgezwaaid door ze! Dit soort ontmoetingen maakten dit gebied van Japan nog leuker dan uitzicht en mooi weer het al maakten.

Op de terugweg naar de ryokan aten we noedels bij een goedkoop eettentje langs de hoofdweg. Aangezien daar meestal alleen Japanners komen werden we flink aangestaard, vooral een volgens Joppe vieze oude man maakte haar nogal kriegel. Helaas was de menukaart ook niet geheel toegespitst op niet-Japanners, maar gelukkig kon een van de koks de basis opties in het Engels opschrijven. Na dit bestel-gedoe aten we uiteindelijk een lekker bord noedels met van alles erop en eraan. Joppe's eetlust werd echter een klein beetje bedorven door de smakelijke slurpgeluiden die gepaard gaan met de Japanse keuken. Zo'n land blijft een cultuurschok, in elk aspect.


Uno: Eiland 3, Megijima

De laatste volle dag gingen we met de veerboot eerst naar Takamatsu, een grote havenstad op Shikoku, een van de vier grote eilanden van Japan. Daar bekeek ik nog even wat ik kon zien van het kasteel dat daar gestaan had (er was gelukkig meer te zien dan van die in Takayama), voordat we de knalrode veerpont aan boord gingen om naar het eiland Megijima (vrouwen-boom-eiland) te gaan. Dit eiland staat ook bekend onder de naam Onigajima, eiland van de Oni, wat een soort trollen/demonen uit Japanse folklore zijn. De naam is ontleend aan het feit dat er een grote, vrijwel perfect uitgehouwen grot in een van de twee heuvels van het eiland zit, waar volgens de overlevering een stel Oni woonde met een enorme schat. De in Japan alom bekende held Momotaro (perzik jongetje) zou naar dit eiland zijn gereisd om de schat van de Oni af te pakken en het te geven aan het oude echtpaar dat hem had opgevoed. Het verhaal komt uit Okayama (niet ver van Megijima dus) en begint met een oud, kinderloos stel. Op een dag vindt de vrouw een reusachtige perzik in een rivier en neemt hem mee naar huis. Ze bewaart de perzik, maar wanneer ze hem op willen eten komt er een jongetje uit: Momotaro! Ze voedden hem op, tot hij op een dag groot en sterk is en die nare Oni aan wil pakken. Met wat lekkers van zijn moeder weet hij een hond, aap en fazant voor zijn queeste te winnen en samen reizen ze naar het eiland, alwaar het hen lukt de Oni te verslaan en er met de schat vandoor te gaan. En op dat eiland, kennelijk, zaten we nu.

Naast een verscheidenheid aan beelden van Oni, verspreid over het eiland, was hier veel kunst in de buitenlucht te aanschouwen. O.a. een paar lange rijen nep-meeuwen en een piano verkleed als schip waar muziek uit kwam. Ook was er een installatie van allemaal kleine spiegeltjes aan touwen in een hutje ergens in het dorp. Het schuin binnenvallende licht werd in talloze kleuren gebroken, wat er extra mooi uit zag toen Joppe achter de spiegeltjes ging staan en daardoor in bontgekleurde stukjes te zien was. Toen we hierna echter op zoek gingen naar een kleine versnapering werden we helaas geconfronteerd met de beperkte voorraden op het eilandje, want al om 13 uur was vrijwel overal alles op. Alleen in het hoofdgebouw van de haven konden we nog een ijsje bemachtigen.

Een stukje verderop kwamen we bij het voornaamste zwemstrand van het eiland aan, ook met net erom heen. Hier dreven minder rotzooi en zeewier in het water, maar ik vond wel een paar dode zeesterren. Joppe vond een kat in het aan het strand gelegen bosje, maar die was weer niet heel geïnteresseerd in mensen. Afijn, Joppe ging lezen en ik ging op Cicade-jacht, die in het hele bosje allemaal op de enige loofboom waren gaan zitten. Cicades, Semi in het Japans, komen trouwens overal en masse voor. Alhoewel ze minder luid zijn dan op Korula maakt hun grote aantal dat gebrek meer dan goed. Bovendien zijn er meerdere soorten die qua uiterlijk en geluid van elkaar verschillen. Wel zijn ze allemaal heel erg dom en niet de beste vliegers. Aangezien ik beesten altijd boeiend vind, zeker zulke grote als Cicades, kon ik mij ook hier goed vermaken.

Op de boot terug naar Uno hadden we prachtig uitzicht op de ondergaande zon, die precies achter een piramidevormig eiland onderging. Kodak-moment nummer 361. Ter afsluiting van ons weekje Uno aten we nog een keer sushi. Dit keer was het een stuk drukker binnen, wat voor de kwaliteit van de sushi goed was aangezien er meer werd gepakt en dus meer vers werd gemaakt. Tijdens het eten werd ik door een +/- 11 jarig meisje de hele tijd aangestaard, dat met haar familie zat te eten. Toen ik in het Japans zei dat het lekker was, werd ik getrakteerd op een hele brede, met sushi gevulde glimlach. Ook dit keer aten we weer onbehoorlijk veel en lekker.

De volgende dag bracht Max ons naar het station, vanwaar we weer naar Okayama boemelde. Daar namen we de shinkansen naar Tokio, wat een paar uur zou duren. Ook deze keer was het weer een prettige en snelle ervaring (hij rijdt zo'n 250 km/u). Met nog een wat ingewikkelde overstap voor de trein naar Narita zaten we uiteindelijk na een reis van 800 kilometer en een uur of 7 weer terug in de ryokan, waar we nog een week samen zouden zijn voordat Joppe weer terug zou gaan naar Nederland en mijn school weer zou beginnen.


Terug in Narita

Het weekend deden we het rustig aan; we gingen nog een keer naar Naritasan om het deel te bekijken dat we nog niet gezien hadden. Ook gingen we weer naar het park, waar ik een meisje zag dat de Koi en schildpadden aan het voeren was. Echter niet met brood, maar met oude huiden van vervelde Cicades. Ze had een hele zak vol verzameld, die in no-time door de Koi en schildpadden verorberd werden. In navolging van het meisje ging ik in het park op zoek naar Cicade-huiden, dooie Cicades en ander potentieel dierenvoer. Een half uur en 10 muggenbeten verder kwam ik met een plastic zakje vol terug. Mijn mooiste vondst was nog wel een onlangs gestorven Neushoornkever. Alhoewel Koi brood lekkerder vinden ging mijn voer er ook vrij goed in. Als laatste gooide ik de grote kever in het water. Een schildpad beet zich in hem vast en, blij met zijn grote vangst, maakte zich uit de poten.

Zondag gingen Joppe en ik naar het Aeon winkelcentrum om het cadeau te zoeken dat ik aan Joppe wilde geven voor het behalen van haar Propedeuse: een echte Yukata (zomerkimono). Onze zoektocht bracht ons, heel toepasselijk, bij een kimono/yukata winkel met een rijke keus. Joppe vond na even zoeken een yukata met print die we allebei mooi vonden en ging hem, met hulp van de winkelmevrouw, passen. Midden in de winkel, voor de spiegel. Hij zat meteen goed en stond haar prachtig. Nog een mooie, brede obi (ceintuur) erbij en het prachtige plaatje was af. Joppe was erg blij.
Verderop in het winkelcentrum vonden we ook nog eens een ideale koffer voor Joppe, aangezien de gene waar ze mee gekomen was niet meer open ging en dus aan vervanging toe was. Voor nog geen 110 euro een grote, paarse koffer. Die ik natuurlijk naar huis mocht dragen, op de fiets. Jottem.

Maandag gingen we weer naar het ziekenhuis voor mijn knie. Joppe had de avond ervoor nog mijn verband heel mooi gedaan, zodat ze zeker wist dat de dokter blij zou zijn met haar kunsten. Dat was hij ook, tevreden kijkend uitte hij zijn professionele mening op zijn kenmerkend breedsprakige wijze: “Finish.” Dus buisje eruit, hechting was niet nodig, verbandje erom en woensdag terugkomen voor de laatste check.
Tevreden met deze overwinning op het lot maakten Joppe en ik 's avonds sushi en aten als koningen.


Joppe solidair met mijn been

Dinsdag wilden we naar Tokio gaan en daar met z'n tweeën lekker toeristisch gaan lopen doen. Bij het ontbijt zou ons echter een nieuw portie karma opwachten. Want bij het zich verplaatsen van de ene kruk naar de ander, wat door de stroeve poten van de kruk wat moeizaam ging, stootte Joppe de net-niet-meer-kokend hete thee over haar bovenbeen. Eerst dacht ik alleen dat ze schrok toen ze opsprong, zich zorgen maakte dat ze een vlek gemaakt had op haar jurkje of op het krukkussentje, maar toen ik haar been zag wist ik helaas hoe laat het was: tijd voor het ziekenhuis.

Eerst moest Joppe echter onder de douche haar been z.s.m. afkoelen. De intense pijn was al bepaald niet lekker, maar in combinatie met de al aanwezige hitte en de beperkte afzuiging van de douche ook niet bepaald hielp, maakten dat Joppe bijna flauwviel. Een koude douche over haar rug verhielp dat gelukkig, maar ik wist dat ze daar zo gauw mogelijk weg moest. Door al mijn ziekenhuiservaringen had Joppe heel weinig trek om hetzelfde te moeten ondergaan, maar handelend naar de regel dat je met een brandwond naar de dokter moet als hij groter is dan een 10 eurocent stuk (iets wat we later op internet lazen), en we op Joppes bovenbeen een goede vijf euro aan 10 cent stukken neer konden leggen, eiste ik dat we gingen. Taka reed ons naar een heel nabij gelegen kliniek, waar het een half uur duurde voor Joppe geholpen kon worden. Gelukkig was er een hele lieve zuster en hield Joppe zich heel dapper, dus ging het goed. De wond werd bedekt met zalf, kompressen, tape en een soort steunkous, waarna we richting wachtruimte mochten om uiteraard te gaan betalen. Dit ging, bizar genoeg, met een telraam! Tja, het werkt wel, maar in een modern land als Japan verwacht je het, ondanks alle compulsieve tradities, toch niet echt meer.

Dinsdagavond waren de rollen omgedraaid t.o.v. de donderdag dat ik van het ziekenhuis was teruggekomen. Nu ging ik eten voor Joppe halen, die zielig boven lag uit te rusten. Wat ze in een dik vest deed, aangezien lichte onderkoelingsverschijnselen en de shock haar flink hadden afgekoeld. We hebben het die dag en de woensdag erna maar heel rustig gedaan. Mijn ziekenhuisbezoek voor woensdag, de laatste check die helemaal goed werd bevonden door de dokter, viel in het niet naast Joppes retour naar de kliniek voor het verversen van het verband en controleren van de wond. Gelukkig hadden we het samen leuk, maar we hadden toch wel iets anders verwacht van onze laatste week.

Donderdag wilden we graag nog een openluchtmuseum bekijken, maar om er te komen bleek nog een heel gedoe, zeker nu Joppe hetzelfde looptempo had gekregen als ik had tijdens de hoogtijdagen van mijn knie-issue. Na nog een bezoekje aan de kliniek voor check en verversing gingen we met trein en bus naar het museum. Maar toen we er eenmaal aangekomen waren bleek het eigenlijk bepaald geen briljant museum te zijn. Er hoorden allemaal ouderwetse ambachten beoefend te worden, maar daar zagen we vrijwel niks van. De rode pylonnen in het midden van de Edo-periode-straat maakten het er ook niet geloofwaardiger op, net zo min als de doorkijkjes achter de ouderwetse huizen, die moderne kamers en auto's van medewerkers toonden. Jammer. Ook de yoroi (samurai harnassen) die tentoongesteld stonden in een huisje, en die ik heeeel graag had gepast, bleken alleen per reservering pasbaar te zijn... sjongejongejongejongejonge.

Gelukkig had ik beloofd om 's avonds pannenkoeken te bakken voor Taka en Kiho, wat heel goed lukte en dus een mooi einde aan de dag bracht. Ook de in de ryokan verblijvende Franse en Ierse zwaardvechters aten een pannenkoekje mee, dus het werd een gezellig avondje.

Vrijdag hadden we als laatste optie gepland om toch nog naar Tokio te gaan, maar aangezien donderdag Joppe nog vrij veel last had van haar been besloten we toch maar niet te gaan. Tokio zou toch wel blijven bestaan tot Joppe in december weer terug komt, dat kon wel wachten. Bovendien was het net gaat stortregenen, dus eigenlijk zaten we wel lekker zo in ons kamertje.

Zaterdag kochten we de laatste souvenirs, met succes, en maakten 's avonds opnieuw heerlijk sushi. Het vertrek van zondag voelde we allebei echter al wat zwaar wegen op onze gemoedsrust, maar de sushi en dat we het heel goed hadden samen maakte een hoop goed.


Not the last goodbye

Zondag bracht het onvermijdelijke vertrek. En uiteraard de laatste inpak-stress, met bagage die tussen koffer en rugzak gewisseld moest worden om tot onder de 23 kilo te komen. Dat de weegschaal elke keer een ander ijk-gewicht aangaf hielp ook niet echt, maar na een keer of 10 leek het gemiddelde ons wel veilig. Taka reed ons naar het vliegveld, terwijl zijn onbewust gekozen zielige muziek als de soundtrack van een zielige film onze droevige emoties alleen maar versterkte. Op het vliegveld bleek Joppes vliegtuig een dik uur vertraging te hebben, waardoor we gelukkig nog wat langer samen konden zijn. Het inchecken ging heel vlug, dus eerst in een 'Italiaans' restaurantje en daarna in de wachthal brachten we nog wat tijd door. Het uiteindelijke afscheid was moeilijk en droevig, maar we werden gesterkt door het vertrouwen dat onze relatie dit jaar tot nu toe goed had overleefd en hij door deze vakantie eigenlijk alleen maar sterker was geworden. Ondanks de bedroefde emoties bij dit vertrek wisten (en weten) we zeker: dit gaat lukken.

Toen Joppe nog op het vliegtuig aan het wachten was ging ik per trein terug naar de ryokan, naar een kamer onttrokken van al Joppes spullen. Tijdens de terugreis had ik mij zo groot mogelijk gehouden, maar eenmaal in mijn eentje op deze kamer, die toch bijna een maand 'thuis' was geweest, werd het me allemaal even veel te veel. Met zwaar hart harkte ik mijn spullen bijeen en vertrok weer richting mijn vieze, oude kamer in de ryo. Zelfs niet toen ik net was aangekomen had ik zoveel weerzin voor deze kamer. Ik was blij dat North er niet was, zulk soort kutmomenten verwerk ik liever in mijn eentje.

Japan leek nog nooit zo leeg.

….......................

Maar alles went, en nu twee weken later zit ik weer tot laat met mijn neus in de lesboeken en is Joppes tweede jaar aan de Pabo al begonnen. Zij is blij weer in haar eigen huisje te wonen met kat Brammetje en alles wat ze gewend is. Ik ben hard aan de slag gegaan om mijn kamer wat schoner en beter te maken, bijvoorbeeld met nieuwe horren die ook daadwerkelijk insecten tegenhouden en een Napoleontische campagne tegen onze nieuwe medebewoners meneer Rat en mevrouw Kakkerlak. Er moet nog genoeg aan gedaan worden (met de sporadische tegenwerking, zoals de stroom water die opeens uit mijn plafond naar beneden kwam zetten en een paar pannen op geheel Freules-getrouwe wijze wist te vullen), maar het wordt beter. Joppe en ik skypen weer elke dag, het wende dit keer allemaal een stuk sneller nu we het al een keer meegemaakt hebben. En we kijken vooruit naar de winter en het samenwonen na mijn terugkeer. Ikea, hou je vast!



  • 05 September 2011 - 20:33

    Jacqueline:

    Geef 't maar uit Mels; ik koop de hele bundel. Kan ik het ook nog in bed herlezen :-)

  • 07 September 2011 - 10:35

    Widelo:

    Dankjewel Mels, alweer zo'n prachtig verhaal.

  • 13 September 2011 - 13:52

    Karel:

    Hoi Mels,
    Wat een verhaal! Met climax en al.
    Ooit het vak van scriptschrijven overwogen?
    Beste wensen voor de komende tijd!

  • 14 September 2011 - 05:04

    Mels Kroon:

    Bedankt Karel!
    Ach, misschien kan ik later nog een zakcentje bijverdienen als GTST-schrijver, wanneer al het geld voor films op is, haha.

    Hoe gaat het in Leiden? Hoe bevalt het getrouwde leven?

  • 14 September 2011 - 08:01

    Mels Kroon:

    Hallo allemaal!

    Ik heb eindelijk de foto's die bij deze update horen ook geupload. Veel plezier ermee!

    Groetjes,
    Mels.

  • 03 Oktober 2011 - 08:50

    Mels Kroon:

    Beste iedereen:

    Bij dezen mijn nieuwe adres, aangezien ik gister verhuisd ben (waar ik erg blij mee ben):

    Mels Kroon
    Chiba-ken
    Narita-shi
    Karabe 6-4-5
    B 106

  • 03 Oktober 2011 - 15:16

    Mels Kroon:

    Mijn postcode is trouwens:

    286-0036

Reageer op dit reisverslag

Je kunt nu ook Smileys gebruiken. Via de toolbar, toetsenbord of door eerst : te typen en dan een woord bijvoorbeeld :smiley

Mels

Jaar in Japan, ziehier mijn verslag!

Actief sinds 20 April 2011
Verslag gelezen: 451
Totaal aantal bezoekers 40523

Voorgaande reizen:

17 April 2011 - 15 Maart 2012

Japan 2011-2012

Landen bezocht: